en
mijn lief zijn heen
Er zit
eenn merel op
en het dak,
zijn keel beenb beweegt, zijn snavel beeft
alsof hij in zichzelve sprak.
Hij luistert: uit de verre boom
klinkt als het ketsen van twee steenen
een vonkenregen van verlangen,
zoo luid, zoo helder en zoo bang.
De merel stort zich met een kreet
vol wildheid in de voorjaarsvlagen.
Ik kan het bijna niet verdragen:
– de winter en mijn lief zijn heen.
M. Vasalis (1909-1998)

Geen opmerkingen:
Een reactie posten